Bij ons thuis ging altijd de verrekijker mee. Trotseerden we steile bergen voor een bijzondere vogel die daar zou zitten. Ik weet niet beter dan dat wij vogels keken. In de tuin, op vakantie, waar dan ook. Gesprekken werden onderbroken voor een appelvink, overvliegende buizerd of de eerste tjiftaf van het voorjaar. Appeltaart werd gebakken als de gierzwaluwen weer terug zijn. En hoe weinig me dat leek te interesseren toen ik jong was, hoe meer bleek het ook in mijn genen te zitten toen ik ouder werd. Ik kijk, ga erop uit en neem waar. En dan is het voorjaar natuurlijk een walhalla.

Gelukkig is het stoffige imago van de vogelaar ietwat afgenomen door programma’s als ‘In de ban van de Condor’, ‘Baardmannetjes’ (hoewel, enigszins stoffig doen de beide heren zeker wel aan) en het programma ‘Vroege Vogels’ van BNNVARA. En zo heb ik steeds vaker het gesprek met vrienden en collega’s over die noodzakelijke hobby van mij. Het is in ‘the open’ , ik ben uit de kast zeg maar 🙂

Er bestaat niet zoiets als een gewone vogel. Net zo min als er gewone mensen zijn. Mijn vriendin Esther, die ik per ongeluk met het virus heb besmet, heeft dat heel goed begrepen. Lees hieronder haar prachtige bespiegeling als kersverse vogelaar!

“Onderweg naar huis, kies ik vaak voor een polderweg. Het brengt me rust, stilte en boerderijdieren (naast mijn nieuwe liefde voor vogels, kan je me enorm blij maken met schapen en koeien). Vandaag stopte ik in een inhammetje, waar precies m’n auto kon staan, bij een hek van een weiland. Ik stop daar vaak. Want, ik tref daar regelmatig mijn lievelingsvogel, de aalscholver, aan. 

Geen aanscholver.

Door de kijker ontdekte ik vele Canadese ganzen. Een zwaan op een nest, een zwaan op het water. Een stel krakeenden op de kant. Wat meerkoeten en een vrouwtjes fazant. De koekoek zag ik niet, maar was er duidelijk bij. Een stel nijlganzen had pijltjes. Heet dat ook pijltjes, bij een gans, zoals bij een eend? Hele kleintjes, wel minstens tien. De Canadese ganzen vochten met elkaar, of was het flirten? Ik kan het verschil nog niet zien. Bij mensen weet je dat ook niet altijd direct, maar dat terzijde. ‘Doodgewone vogels’ schoot erdoor mijn hoofd. Huis, tuin en keuken vogels. Een fietser stopte en vroeg: ‘zie je nog wat moois’ en ik hoorde mezelf zeggen; ‘niets bijzonders hoor, maar toch mooi’.

Gek toch, om iets af te waarderen, omdat het veel voorkomt. Het dan ‘gewoon’ te noemen. Door een kijker kijken, biedt een ander perspectief. Van dichtbij de kleuren van een ‘gewone’ wilde eend zien, is zo prachtig. Dan opeens is het een plaatje van een vogel. Ik heb al vele kleine gansjes (pijltjes?) in mijn leven gezien, maar van heel dichtbij, beschutting zoekend bij pappa of mamma, vertedert het steeds opnieuw.

Ik vertelde tegen de fietser dat ik vorige week een regenwulp had gezien. “Die ken ik niet”, zei hij ongeïnteresseerd. Van binnen moest ik lachen. Waarom wilde ik nu opeens laten zien dat ik bijzonder ben? We gingen met elkaar in gesprek over vogels kijken, vooral over die we daar zagen, in dat weiland, op het water. De schoonheid ervan, de rust die het ons beide brengt. Ik gaf hem mijn kijker, en ook hij raakte vertederd door de kleine gansjes. En ontdekte de mannetjes fazant.

Als je iets of iemand van dichtbij echt wil zien, dan is het nooit ‘gewoon’. Als je wilt praten of samen wil ervaren over wat er ‘nu’ is, dan verveelt dat eigenlijk nooit. Als je je niet groter of kleiner maakt dan de ander, dan kan er een moment van delen ontstaan. Vaak onverwacht. Geen aalscholver; maar wat er wel was, was goed!